In de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen staat dat iedereen, die is uitgenodigd om aangifte te doen, verplicht is alle in het aangiftebiljet gestelde vragen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te beantwoorden. Het niet of onjuist beantwoorden van een of meer vragen in het aangiftebiljet wil zeggen dat de vereiste aangifte niet is gegaan. Het gevolg daarvan is dat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. Dit betekent dat het (hoger) beroep ongegrond moet worden verklaard, tenzij de belanghebbende overtuigend aantoont dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. Deze sanctie wordt niet opgelegd als het niet of onjuist beantwoorden van de vraag of vragen van onvoldoende belang is. De omkering en verzwaring van de bewijslast geldt niet voor geschilpunten, waarvoor het antwoord op deze vraag of vragen niet van belang kan zijn.
In een procedure over de hoogte van het inkomen uit aanmerkelijk belang stond vast dat de belanghebbende de vraag naar betrokkenheid bij een trust niet met ‘ja’ heeft beantwoord. De belanghebbende had dat, als betrokkene bij een familietrust, wel moeten doen. Hof Amsterdam constateerde dat de belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan.
Het hof vindt de trustvraag in deze zaak van voldoende belang om de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast toe te passen ten aanzien van het inkomen uit aanmerkelijk belang. Het inkomen uit aanmerkelijk belang was genoten bij de inkoop van aandelen door de vennootschap waarin het belang werd gehouden. In het algemeen is die vraag van belang omdat deze de inspecteur in staat stelt op het spoor te komen van daarmee verband houdende vermogens of inkomsten van belastingplichtigen. In deze zaak was de inspecteur niet van de betrokkenheid van de belanghebbende bij een trust op de hoogte, totdat dit in een inkeerverzoek van de familie werd gemeld. Gezien het standpunt van de inspecteur dat de tegenprestatie bij de inkoop van de aandelen niet zakelijk was, is het volgens het hof van belang vast te stellen onder welke omstandigheden de tegenprestatie is bedongen. Daartoe dient te worden gekeken naar de relatie van de belanghebbende met de enige bestuurder en tevens enige andere aandeelhouder van de vennootschap. Dat was de broer van de belanghebbende. Deze was tevens de settlor van de trust. Door de trustvraag niet te beantwoorden heeft de belanghebbende de inspecteur een mogelijkheid ontnomen om volledig inzicht te krijgen in het inkomen en vermogen van de belanghebbende. Volgens het hof is niet uit te sluiten dat de belanghebbende via het trustvermogen is gecompenseerd voor een te lage inkoopprijs van de aandelen.
Eerder in de procedure oordeelde de rechtbank dat omkering en verzwaring van de bewijslast achterwege diende te blijven omdat de aangifte op dit punt – hoewel niet naar waarheid – duidelijk, stellig en zonder voorbehoud is gedaan.