De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft verzoeken van een Duitse beleggingsinstelling om teruggaaf van dividendbelasting over een reeks van jaren afgewezen.
De rechtbank heeft de beleggingsinstelling in de gelegenheid gesteld om zijn beroep nader te motiveren naar aanleiding van tijdens de procedure gewezen arresten van de Hoge Raad. De beleggingsinstelling heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De rechtbank verbindt aan het niet overleggen van dividendnota’s over het boekjaar 2007/2008 de conclusie dat de beleggingsinstelling niet aannemelijk heeft gemaakt dat Nederlandse dividendbelasting is ingehouden. De inspecteur heeft het teruggaafverzoek over het boekjaar 2007/2008 terecht afgewezen. De beleggingsinstelling heeft volgens de rechtbank ook geen recht op teruggaaf over latere jaren.
Uit een van de arresten van de Hoge Raad volgt dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd doordat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering van dividendbelasting. De rechtbank ziet geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie EU of de Hoge Raad.
De rechtbank verwerpt het standpunt van de beleggingsinstelling dat sprake is van verboden staatssteun aan binnenlandse beleggingsfondsen. Volgens de beleggingsinstelling komt vrijwel geen enkel buitenlands fonds in aanmerking voor een teruggaaf van dividendbelasting. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van Hof Den Bosch. Volgens deze uitspraak is een buitenlandse beleggingsinstelling voor de toepassing van de wettelijke teruggaafregeling niet vergelijkbaar met een binnenlandse fiscale beleggingsinstelling.