Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is een ieder, die is uitgenodigd tot het doen van aangifte, verplicht aangifte te doen. Dat houdt in dat deze persoon de in het aangiftebiljet verzochte gegevens dient in te vullen en het aangiftebiljet na ondertekening moet indienen bij de Belastingdienst. Dat moet gebeuren binnen de door de inspecteur gestelde termijn. Gebeurt dat niet binnen de gestelde termijn, dan kan de inspecteur aan de belastingplichtige een verzuimboete opleggen.
Een belastingplichtige is door de Belastingdienst uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV voor het jaar 2018. Voor het doen van de aangifte is uitstel verleend tot 1 september 2019. Op 21 oktober 2019 heeft de Belastingdienst een herinnering tot het doen van aangifte gestuurd. Vervolgens heeft de Belastingdienst een aanmaning gestuurd, waarin als uiterste datum van indiening van de aangifte 6 december 2019 is vermeld. De aanmaning bevatte de mededeling dat bij niet tijdige indiening een boete kon worden opgelegd. De belastingplichtige heeft op 5 december 2019 een ingevuld papieren aangiftebiljet IB/PVV 2018 ter post bezorgd. De aangifte is op 9 december 2019 door de Belastingdienst ontvangen. Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Belastingdienst een verzuimboete opgelegd van € 369.
Naar het oordeel van Hof Den Haag heeft de inspecteur de verzuimboete terecht opgelegd. De belastingplichtige heeft niet alles wat in redelijkheid van hem kon worden gevraagd gedaan om te zorgen dat de aangifte tijdig zou worden gedaan. De veronderstelling, dat post die hij op 5 december 2019 verstuurt de volgende dag wordt bezorgd, is niet juist. De vertraging in de ontvangst van de aangifte met één werkdag is niet zo onverklaarbaar dat de belastingplichtige geen enkel verwijt treft.