De minister voor VROM heeft mede namens de staatssecretaris van Financiën Kamervragen over de kamerverhuurvrijstelling beantwoord. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een krantenartikel waarin wordt gesteld dat onderverhuur en samenwonen het woningtekort voor een flink deel kunnen oplossen.
De kamerverhuurvrijstelling houdt in dat inkomsten uit de verhuur van woonruimte in de eigen woning onder voorwaarden tot een bepaald bedrag zijn vrijgesteld voor de inkomstenbelasting. De verhuurde woonruimte blijft deel uitmaken van de eigen woning.
Het bedrag van de kamerverhuurvrijstelling is hoger dan de gemiddelde kostprijs voor een studentenkamer met gedeelde voorzieningen. De minister verwacht dat een eventuele verhoging van de kamerverhuurvrijstelling weinig effect op het verkleinen van het woningtekort zal hebben. Een verhoging van de vrijstelling zou een prijsopdrijvend effect kunnen hebben, aldus de minister.
Als niet aan de voorwaarden voor de kamerverhuurvrijstelling wordt voldaan, valt het verhuurde deel van de woning in box 3 samen met een deel van de eigenwoningschuld. De rente over het deel van de schuld, dat is toe te rekenen aan de verhuurde kamer, komt dan niet in aftrek