Aansprakelijkstelling voor de belastingschulden van een bv kan volgens de wet niet eerder plaatsvinden dan nadat de bv als belastingschuldige in gebreke is met de betaling van die schulden. Een belastingschuldige kan pas in gebreke met de betaling zijn als de belastingschuld is geformaliseerd door het vaststellen van een aanslag en hij daarvan kennis heeft kunnen nemen. Dat is in de regel het geval als de aanslag op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. De ontvanger maakt een belastingaanslag bekend door verzending aan de belastingschuldige van het door de inspecteur opgemaakte aanslagbiljet.
Volgens de Hoge Raad mag er in de regel van worden uitgegaan dat met de terpostbezorging van het aanslagbiljet de bekendmaking van de aanslag heeft plaatsgevonden. Bij betwisting door de belastingschuldige dient de ontvanger de verzending van het aanslagbiljet aannemelijk te maken. Slaagt de ontvanger daar niet in, dan wordt ervan uitgegaan dat de belastingaanslag niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Als de belastingschuldige een verzonden aanslagbiljet niet heeft ontvangen door een fout van de Belastingdienst, heeft bekendmaking van de belastingaanslag niet op de voorgeschreven wijze plaatsgevonden. De verzending van een aanmaning tot betaling van een belastingaanslag naar het adres van de belastingschuldige is niet aan te merken als een bekendmaking van de belastingaanslag op de voorgeschreven wijze. Dat geldt ook voor de betekening van een dwangbevel voor die belastingaanslag.
Als een belastingaanslag niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, is de belastingschuldige pas in de gelegenheid om kennis te nemen van deze aanslag nadat hij het aanslagbiljet of een afschrift daarvan onder ogen heeft gekregen.
Hof Den Haag oordeelde in een procedure over een aansprakelijkstelling dat volgens de door de ontvanger overgelegde verzendrapportages van de Belastingdienst de opgelegde naheffingsaanslagen zijn verzonden naar de juiste adressen volgens de gegevens van de KvK. In de verzendrapportages is het adres opgenomen waar de belastingschuldige vanaf 1 januari 2016 is gevestigd. Een deel van de naheffingsaanslagen is echter voor die datum opgelegd. Het oordeel van het hof, dat de naheffingsaanslagen aan PostNL zijn aangeboden ter verzending naar de juiste adressen, is gedeeltelijk onjuist.
Hof Amsterdam moet nu onderzoeken of de vóór 1 januari 2016 verzonden aanslagbiljetten als gevolg van een fout van de Belastingdienst de belastingschuldige niet hebben bereikt voorafgaand aan de aansprakelijkstelling.