In het kader van een strafrechtelijk onderzoek bij een autosloperij is in 2017 een groot bedrag aan contanten gevonden. De inspecteur heeft als standpunt ingenomen dat deze contanten inkomen vormen en heeft deze aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden. De inspecteur heeft het totaalbedrag over de jaren 2014 tot en met 2017 verdeeld en voor alle vier de jaren het inkomen uit werk en woning verhoogd.
In de procedure over de aanslagen voert de belanghebbende aan, dat een deel van het bedrag aan contanten aan anderen toebehoort. Hij heeft niet bestreden dat een bedrag van € 180.000 in zijn aangifte opgenomen had moeten worden als inkomen uit sparen en beleggen, omdat hij dit naar eigen zeggen over de jaren bij elkaar heeft gespaard. De rechtbank is van oordeel dat de belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Gevolg daarvan is dat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. De rechter dient te beoordelen of sprake is van een redelijke schatting door de inspecteur en of de belanghebbende overtuigend heeft aangetoond dat en in hoeverre de belastingaanslagen na de uitspraak op bezwaar onjuist zijn.
De inspecteur heeft zich gebaseerd op concrete gegevens door het aangetroffen bedrag aan contanten als uitgangspunt te nemen. De rechtbank is van oordeel dat de schatting van de inkomens niet onredelijk hoog of willekeurig is. Verder is de rechtbank van oordeel dat de belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond dat de aanslagen voor de jaren 2014 tot en met 2017 te hoog zijn vastgesteld. De verklaring van de belanghebbende dat hij het bedrag gedurende vele jaren bij elkaar heeft gespaard door sober te leven is daartoe onvoldoende. De (navorderings)aanslagen zijn terecht en naar de juiste bedragen opgelegd.