Hof Den Bosch heeft in hoger beroep een uitspraak van de rechtbank over de kwalificatie voor de inkomstenbelasting van door de belanghebbende verrichte activiteiten bevestigd. De belanghebbende meende dat de activiteiten op het gebied van het fokken van honden en het houden van paarden als onderneming moesten worden gekwalificeerd. Volgens rechtbank en hof zijn dat activiteiten die liggen in de sfeer van inkomensbesteding. Dergelijke activiteiten vormen geen bron van inkomen, niet op zichzelf beschouwd en ook niet in onderling verband.
Ook de door de belanghebbende verrichte zorgwerkzaamheden voor haar dochter, echtgenoot en moeder vormden geen ondernemingsactiviteit. Volgens het hof was er geen enkele aanwijzing dat de belanghebbende deze activiteiten ook buiten de kring van verwanten verrichtte of wenste te verrichten. Zij trad niet naar buiten als betaalde zorgverlener. De zorgwerkzaamheden zijn terecht als werkzaamheid aangemerkt. Het resultaat daarvan bestond uit de ontvangen vergoedingen uit de persoonsgebonden budgetten van de betrokken personen.
Ten aanzien van de geclaimde aftrek van kosten heeft de belanghebbende volgens het hof geen bewijs geleverd op grond waarvan een hoger bedrag aan kosten in aanmerking zou moeten worden genomen dan waarmee de inspecteur rekening heeft gehouden.