Het betaalbaar stellen van een liquidatie-uitkering aan de houder van een aanmerkelijk belang is een fictieve vervreemding van de aanmerkelijkbelangaandelen. Voor zover de liquidatie-uitkering hoger is dan de verkrijgingsprijs van de aandelen is sprake van een vervreemdingsvoordeel. Dat voordeel wordt aangemerkt als inkomen uit aanmerkelijk belang. Op het inkomen uit aanmerkelijk belang komen de kosten die zijn gemaakt tot verwerving, inning en behoud van dat inkomen in aftrek. De verkrijgingsprijs is de tegenprestatie bij de verkrijging, vermeerderd met de ten laste van de verkrijger gekomen kosten. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de kosten moeten zijn gemaakt in onmiddellijk verband met de verkrijging of de vervreemding van de aandelen.
Een stichting hield alle aandelen in een nv. Op 24 december 2016 heeft de stichting deze aandelen verkocht aan een natuurlijke persoon. De koper bleef de koopsom schuldig aan de stichting. Dit is vastgelegd in een schuldbekentenis en akte van geldlening. De koper heeft op 2 januari 2016 twee lijfrenteverplichtingen overgenomen van de stichting. De begunstigde van deze lijfrenteverplichtingen is de vader van de koper. De stichting is de overnamesom schuldig gebleven. De stichting had een schuld aan de nv, die door de koper is overgenomen. De stichting en de koper hebben de onderlinge vorderingen en schulden bij overeenkomst verrekend. Per 30 juni 2017 is de nv geliquideerd. De liquidatie-uitkering vormde inkomen uit aanmerkelijk belang voor zover deze hoger was dan de verkrijgingsprijs van de aandelen.
Bij de berekening van het inkomen uit aanmerkelijk belang heeft de koper de in 2016 en 2017 betaalde lijfrentetermijnen in aftrek gebracht op de liquidatie-uitkering. De inspecteur heeft alleen de in de lijfrentetermijnen begrepen rentecomponent in aftrek toegestaan.
In de procedure over de aanslag voor de rechtbank stelde de koper zich op het standpunt dat de betaalde lijfrentetermijnen in hun geheel als kosten in aftrek kunnen worden gebracht op het inkomen uit aanmerkelijk belang. Tussen de lijfrenteverplichtingen en de verwerving van de aandelen in de nv zou een causaal verband bestaan. De lijfrenteverplichtingen zijn volgens de koper overgenomen van de stichting ter financiering van de overname van de aandelen in de nv. De lijfrentetermijnen zouden zijn betaald ter verkrijging van de aandelen en daarom aftrekbaar zijn als kosten of de kostprijs verhogen. Door de verrekening van de schulden en de vorderingen is de schuld in verband met de overname van de aandelen vervangen door de lijfrenteverplichtingen.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. De lijfrentetermijnen zijn geen kosten die zijn gemaakt in verband met de aandelen in de nv. Tussen de overname van de aandelen en de overgenomen lijfrenteverplichtingen bestaat onvoldoende verband. De rechtbank verwijst naar de overeenkomst tot verrekening. Uit deze overeenkomst volgt dat de onderlinge vorderingen en schulden zijn verrekend. Na verrekening resteren het aandelenbelang in de nv en de overgenomen lijfrenteverplichtingen.