Een ondernemer is verplicht de in een tijdvak verschuldigde omzetbelasting op aangifte te voldoen. Omzetbelasting, die op aangifte behoort te worden voldaan, kan worden nageheven als deze niet of gedeeltelijk niet is betaald. Met niet of gedeeltelijk niet betaald zijn wordt gelijkgesteld het geval waarin de Belastingdienst naar aanleiding van een gedaan verzoek ten onrechte of tot een te hoog bedrag teruggaaf van belasting heeft verleend. De bevoegdheid van de Belastingdienst om een naheffingsaanslag op te leggen ontstaat op het tijdstip van het verlenen van die teruggaven.
De vraag in een procedure was of de Belastingdienst een naheffingsaanslag omzetbelasting mocht opleggen voor een bedrag dat naar aanleiding van een suppletieaangifte door de ondernemer was betaald. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat deze betaling geen verplichte betaling van verschuldigd geworden omzetbelasting was. Het betrof een spontane betaling van een te hoge teruggave. Een dergelijk bedrag aan belasting dient pas te worden betaald nadat de inspecteur de materieel verschuldigde belasting heeft geformaliseerd door middel van een naheffingsaanslag. De naheffingsaanslag blijft derhalve in stand.
Ten aanzien van de belastingrente, die in rekening is gebracht, oordeelt het hof dat op grond van de wet geen belastingrente wordt berekend als een naheffingsaanslag een gevolg is van een verbetering van de aangifte. Voorwaarde is dat de suppletie is gedaan binnen drie maanden na het einde van het boekjaar waarop de nageheven belasting betrekking heeft. In dit geval is de suppletieaangifte op 28 augustus 2017 gedaan. De suppletie had betrekking op het boekjaar dat liep van 1 juli 2016 tot en met 30 juni 2017. De suppletie is dus binnen drie maanden na het einde van het boekjaar gedaan. De naheffingsaanslag is opgelegd naar aanleiding van de gedane suppletie. Het hof heeft daarom de beschikking belastingrente vernietigd.